Wij hechten grote waarde aan het scheppen van een optimaal leef- en werkklimaat, wat zich uit in een kindvriendelijke, veilige en geordende omgeving. We hebben kennis genomen van de kenmerken van onze leerlingen en hun leefomgeving. Dit gebruiken we als uitgangspunt: onze leerlingen zijn doeners en trekken er graag op uit om met een onderzoekende houding iets te leren. Zij hebben veel behoefte aan structuur.

Maar we zien ook een uitdaging: we willen onze leerlingen kennis te laten maken met niet alledaagse zaken of leervormen die ze uit zichzelf niet zouden hanteren. De uitdaging zit in de andere manier van leren of andere dingen en mensen te ontmoeten dan die je in een klein dorp zou verwachten, zodat je een bredere kijk op de wereld om je heen krijgt.

Als derde zien wij het als onze opdracht kinderen voor te bereiden op een waardevolle plaats in de maatschappij. Dat betekent, dat wij oog hebben voor wat deze kinderen in de maatschappij van de toekomst nodig zullen hebben. We zijn geboeid door de 21e century skills. Hierin zijn vaardigheden beschreven die leerlingen voorbereiden op hun toekomst: samenwerken, communiceren, creativiteit gebruiken, ICT geletterd zijn, een probleem oplossend vermogen hebben, kritisch kunnen denken en beschikken over sociale en culturele vaardigheden.

Zowel voor de leerkrachten als voor de leerlingen zijn onze kernwaarden:

Verantwoordelijkheid nemen / samenwerken / Groei / Veiligheid

Deze kernwaarden houden het volgende in:

Verantwoordelijkheid:
We zijn allemaal verantwoordelijk voor het onderwijsproces. Voor leerkrachten gaat dat verder dan de eigen basisgroep. Binnen een groep werken meerdere medewerkers met verschillende rollen en taken en in het overleg worden die taken op elkaar afgestemd en de leerlingen besproken. Binnen de groep is er veel overleg over onderwijsinhoudelijke zaken, maar ook over de beste aanpak voor verschillende leerlingen.

Voor de leerlingen betekent verantwoordelijkheid nemen, dat ze leren werken met afspraken en een eigen planning. Dit proces wordt opgebouwd: de kleuters werken met kieslijsten en vanaf groep 3 wordt er gewerkt met een werkwijzer, waarop leerlingen hun eigen werkzaamheden moeten plannen. Vanaf groep 4 gaan ze voor het werken aan de werkwijzer naar het leerplein. Maar ook bij het werken op zich vinden we verantwoordelijkheid nemen voor leerlingen belangrijk. We leren ze om op tijd aan te geven als ze iets nog moeilijk vinden, zodat we ze kunnen helpen. En alle leerlingen werken met een gedragscodekubus, waar een vraagteken op staat om aan te geven dat zij graag hulp willen en een groene stip als ze open staan voor samenwerking of vragen van een ander


Samen:
Niet alle kennis en kunde hoeft van de leerkracht af te komen. Leerlingen kunnen heel veel van elkaar en met elkaar leren. Maar dat moet dan wel goed aangeleerd en gestuurd worden. Er is sprake van een wederzijdse afhankelijkheid tussen leerlingen. Dat betekent dat iedere leerling een bijdrage moet leveren om samen tot een goed eindproduct te komen. Aan alle leerlingen leren we hoe je iemand kunt helpen en hoe je hulp kunt vragen. ‘Meeliften’ wordt tot een minimum beperkt. Vanuit de 21e century skills leren we steeds beter om samen te komen tot kennis-constructie. Door kennis te delen ontstaat er ook weer nieuwe kennis! Wij leren om te reflecteren op het eigen werk en het eigen gedrag. Wij doen dit door reflectie-/begeleidingsgesprekken te voeren.
Uiteraard geldt samenwerken ook voor het team. Het is vanzelfsprekend, dat we gebruik maken van elkaars kennis en talenten, maar ook dat we problemen met elkaar onder de loep nemen. We proberen aan de hand van een item waar we mee aan de slag zijn gegaan ook bij elkaar te gaan kijken hoe dat in de praktijk vorm krijgt.
Door ons onderwijs in te richten met combinatie groepen, waar meerdere medewerkers werken, kun je niet meer om intensieve samenwerking op de werkvloer heen. Zowel onderwijsinhoudelijke zaken als leerlingbegeleiding worden elke dag aan de orde gesteld. Zo zetten we één lijn uit en kunnen we van elkaar op aan, om het beste uit het kind te halen.

 

Groei:
Tot slot willen we zowel de leerkrachten als de leerlingen alle kansen bieden om zich te ontplooien, voor zover dat binnen onze mogelijkheden ligt. De leerkrachten schrijven een persoonlijk ontwikkelingsplan, waarin afspraken met de directie worden gemaakt over de te verwachte persoonlijke ontwikkelingen, gerelateerd aan de schooldoelen.
Elk jaar is er een functioneringsgesprek en na twee jaar volgt er een beoordeling.
De leerkrachten richten zich ook op een vakgebied. Er is gekozen voor een vakgebied waarvoor men talent heeft en affiniteit om dit talent in de zetten voor de hele school. Zo kun je expert worden voor één vakgebied: alle ins en outs voor die basisvaardigheden liggen “in jouw handen”.
Voor de leerlingen betekent ontplooien, dat het onderwijs een rijk scala aan onderwerpen, belevingen en leermogelijkheden biedt. Zo proberen we talenten te benutten van kinderen en kinderen kennis te laten maken met zaken buiten het gewone klassengebeuren. Elke groep gaat elk jaar op stap om te leren wat er in de praktijk te zien en te beleven valt.

Binnen het reguliere lesprogramma worden leerlingen voor de basisvaardigheden uitgedaagd, door ze op niveau in te delen. 1 Ster leerlingen maken de minimale basisstof, vaak met extra begeleiding, 2 ster leerlingen maken alle basisstof, 3 ster leerlingen maken moeilijkere opgaven, vaak grotendeels zelfstandig. Voor leerlingen die voldoen aan vastgestelde criteria is er de mogelijkheid om deel te nemen aan de plusklas: eenmaal per week werken zij aan een thema, waarbij vaardigheden als onderzoeken en presenteren aan bod komen.


Veiligheid:

Veiligheid gaat over méér dan het tegengaan van onveiligheid. Je als leerling veilig én geaccepteerd voelen in de groep is een voorwaarde voor leren en ontwikkelen. Sociale vaardigheden, sociaal-emotionele ontwikkeling en een positief groepsklimaat spelen hierbij een belangrijke rol. Als er sprake is van sterke onderlinge verbondenheid tussen de kinderen en als hun relatie met de leraar goed is, is de groepssfeer vaak positief. Dan zijn problemen bespreekbaar en voelen kinderen zich veilig om zichzelf te zijn en elkaar aan te spreken op negatief gedrag. Soms ontstaat zo’n positieve wisselwerking in een groep bijna vanzelf. Soms moet je er bewust aan werken. De eerste stap is dat we ons bewust zijn van de impact van de factor sociale verbondenheid. Daarna is het mogelijk gericht te werken aan een positief groepsklimaat.